In normale omstandigheden kan een huurder pas uitgedreven worden één maand na de betekening van het vonnis. Artikel 48 van het nieuwe woninghuurdecreet voorziet echter de mogelijkheid om huurders uit te drijven binnen een termijn korter dan één maand.
De casus
Een eigenaar van een onroerend goed had de huurovereenkomst betreffende een appartement opgezegd tegen eind februari 2021. Één van de huurders had last van verzamelwoede en stockeerde zoveel mogelijk goederen op het appartement. De wooninspectie was daarop uitgekomen waarop het appartement ongeschikt en onbewoonbaar verklaard. De eigenaars zijn verantwoordelijk om het appartement opnieuw ‘in orde’ te krijgen, dit evenwel binnen een beperkte tijd. Op mijn advies werd de overeenkomst door de eigenaars opgezegd.
Het geschil
De huurovereenkomst werd reglementair en rechtsgeldig opgezegd. De huurders bleven echter het pand betrekken zonder recht noch titel. Een uitdrijving van de huurders was noodzakelijk. Echter was de zaak dringend omwille van twee redenen. Het appartement werd ongeschikt en onbewoonbaar verklaard en de eigenaars krijgen maar een beperkte tijd om dit in orde te brengen. Daarnaast vrezen de eigenaars ook brandgevaar wegens de grote aanwezigheid van goederen in het appartement. Om die redenen werd aan de Vrederechter gevraagd om toepassing te maken van artikel 48,3° Woninghuurwet en de uithuiszettingstermijn, die normaal bepaald is op één maand na betekening van het vonnis, te verminderen naar de minimumtermijn van acht dagen.
De uitspraak
De gedaagden verschenen niet zodat zij werden veroordeeld bij verstek.
De Vrederechter verklaarde de door de eigenaars betekende opzeg rechtsgeldig en veroordeelde de huurders om het pand te verlaten. Indien de huurders daaraan niet zouden voldoen werd de uithuiszettingstermijn verminderd naar acht dagen, zoals gevorderd.
De uithuiszetting staat gepland voor 21 april 2021.